Hypertensie is een zwaarwegende cardiovasculaire risicofactor. De arteriële bloeddruk wordt standaard gemeten aan de bovenarm. De bloeddruk in andere delen van het vaatbed, met name in de aorta, kan echter behoorlijk afwijken van de armbloeddruk. Dit verschil wordt bepaald door arteriële vaatstijfheid, die in het kader van wetenschappelijk onderzoek bepaald wordt door het meten van de polsgolfsnelheid (internationaal: pulse wave velocity (PWV)). Een toegenomen vaatstijfheid komt onder andere voor bij nierfalen, diabetes en auto-immuunziekten en is, onafhankelijk van de bloeddruk, een voorspeller van verschillende cardiovasculaire events. Bij eenzelfde verlaging van de armbloeddruk, verschillen antihypertensiva in hun effect op arteriële vaatstijfheid. Dit geldt voornamelijk voor RAAS-blokkers die een meer uitgesproken dosisafhankelijke verlaging van de PWV bewerkstelligen bij eenzelfde perifere bloeddrukverlaging. In de klinische praktijk wordt nog maar sporadisch gebruikgemaakt van arteriële vaatstijfheidsmetingen. Toch is het zich bewust zijn van de risico’s van verhoogde vaatstijfheid hier van nut voor behandelaars, maar ook voor patiënten bij de keuze tussen verschillende medicamenteuze behandelingsopties voor hypertensie. Verschillende onderzoeken hebben laten zien dat vaatstijfheidsmetingen van toegevoegde waarde kunnen zijn bij cardiovasculaire risicostratificatie. Het is echter nog te vroeg om grootschalig gebruik in de patiëntenzorg te adviseren.
Auteurs |
Zande, S.C. van de
Mulder, D.J. Roon, A.M. van Smit, A.J. |
---|---|
Thema | Nascholingsartikel |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 8 september 2017 |
Editie | FocusVasculair - Jaargang 2 - editie 3 - Editie 3, 2017 |