Een nierarteriestenose is een belangrijke oorzaak van secundaire hypertensie en draagt tevens bij aan het ontstaan van chronische nierschade en nierfalen. Wanneer medicamenteuze therapie van renovasculaire hypertensie faalt, werd tot voor kort de percutane transluminale renale angioplastiek (PTRA) ingezet. Recente grotere trials hebben echter niet kunnen aantonen dat de PTRA een meerwaarde heeft ten opzichte van alleen medicamenteuze therapie. Daartegenover staat een scala van kleinere klinische studies die bij populaties met meer specifieke eigenschappen gunstige effecten van PTRA lieten zien op de bloeddruk en nierfunctie. Daarnaast rijst de vraag of de beslissing om een PTRA te verrichten alleen op basis van anatomische vernauwing voldoende discriminerende waarde heeft om een therapeutisch effect te meten. In de coronaire circulatie wordt sinds enkele jaren succesvol gebruikgemaakt van metingen van het drukverval en de reservecapaciteit van de microcirculatie, om de relevantie van een vernauwing in de coronairarteriën vast te stellen. In dit artikel gaan we in op de plaats van percutane interventies in de behandeling van nierarteriestenose en bespreken we de mogelijkheden voor een betere selectiestrategie.
Auteurs |
Brussel, P.M. van
Born, B.J.H. van den Vogt, L. |
---|---|
Thema | Nascholingsartikel |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 22 september 2016 |
Editie | FocusVasculair - Jaargang 1 - editie - Editie 3, 2016 |