Familiaire dysbètalipoproteïnemie (FD) is geassocieerd met een pathologische stapeling van ‘remnant’-cholesterol en erft in de meeste gevallen recessief over. In ongeveer 10% van de gevallen is de overerving autosomaal dominant. Next-generation sequencing wordt steeds vaker gebruikt bij patiënten met zeldzame lipidenafwijkingen. Hierbij worden ook nieuwe varianten in het APOE-gen gevonden. De vraag is of deze varianten causaal gerelateerd zijn aan FD. In dit artikel worden twee methodes voorgesteld om deze vraag te beantwoorden. De eerste is de uitgebreide methode, waarbij moet worden vastgesteld of 1) de variant pathogeen is; 2) er een relatie met FD is door middel van functionele in-vitro- en/of in-vivo-onderzoeken; en 3) of er sprake is van het dysbètalipoproteïnemie fenotype in verschillende, niet-verwante patiënten met dezelfde variant. De tweede methode is de pragmatische aanpak, die kan worden gebruikt voor individuele patiënten om beslissingen te nemen over behandeling, follow-up en genetische counseling.
Auteurs |
Heidemann, B.E.
Koopal, C. |
---|---|
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 1 september 2022 |
Editie | FocusVasculair - Jaargang 7 - editie 3 - Editie 3, 2022 |
Na het bestuderen van dit artikel: