Het acuut myocardinfarct wordt onderscheiden in het ST-elevatiemyocardinfarct en het non-ST-elevatiemyocardinfarct. Samen met instabiele angina pectoris valt dit onder het acuut coronair syndroom. De belangrijkste pijlers voor de diagnostiek van patiënten met pijn op de borst zijn de anamnese en het rust ECG. Dit is afdoende om de diagnose STEMI aan te tonen of uit te sluiten en heeft consequenties voor de snelheid waarmee patiënten behandeld moeten worden. Als er op het ECG geen tekenen van transmurale ischemie zijn, moet op basis van de anamnese onderscheid gemaakt worden tussen stabiel coronarialijden en het NSTE-ACS. Binnen de groep van het NSTE-ACS bepalen de cardiale markers uiteindelijk de diagnose: instabiele angina pectoris of NSTEMI. De behandeling van het NSTE-ACS wordt gestuurd door risicostratificatie en de bevindingen bij de vervolgonderzoeken. Aanwezig obstructief coronarialijden wordt behandeld met PCI of CABG. Na het doormaken van een myocardinfarct worden patiënten levenslang behandeld met acetylsalicylzuur en gedurende één jaar met een P2Y12-remmer. Bovendien wordt gestart met een statine, bètablokker en een ACE-remmer. Voor de prognose op lange termijn is ook de behandeling van de cardiovasculaire risicofactoren van belang.
Auteurs |
Everaars, H.
Waard, G.A. de Royen, N. van |
---|---|
Thema | Nascholingsartikel |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 8 juni 2016 |
Editie | FocusVasculair - Jaargang 1 - editie - Editie 2, 2016 |
Na het bestuderen van dit artikel: